De sociale hersenhypothese is gericht op de verklaring van de grote omvang en complexiteit van het menselijk brein als gevolg van sociale interacties, variërend van bedrog tot samenwerking tot manieren om voedsel te vinden en het nageslacht te verzekeren (Allman 1999; Barrett & Henzi 2005; Dunbar 1998; Dunbar & Schultz 2007a,b). Er zijn verschillende concepten die nauw verwant zijn aan het concept van het sociale brein en ze helpen allemaal samen om de sociale processen vanuit verschillende aspecten en standpunten te verduidelijken, inclusief de rol van emoties.
Een daarvan is die van “social behavior” and especially its sub-variant – “prosocial behavior”. Volgens Kennedy en Adolfs “social behavior” is “the anchor for all these different levels of explanation” and comprises the readily observable interactions between an individual and other people. (Kennedy, Adolphs, 2012, 559–572). Respectively, prosociaal gedrag is defined as “voluntary behavior intended to benefit others” and entails a broad multidimensional domain of behaviors, such as altruistic helping, sharing, and cooperation (Eisenberg, Fabes, & Spinrad, 2006, 646; Padilla-Walker & Carlo, 2014, 3–16). It includes interpersoonlijk helpend gedrag, maar ook samenwerking that benefits one’s group (Batson & Powell, 2003, 463–484; Penner, Dovidio, Piliavin, & Schroeder, 2005, 356–392). (Van Hoorn, 2016, 90-100.)
"Sociale cognitie" - Volgens Kennedy en Adolphs verwijst dit naar de verschillende psychologische processen (zowel bewust als onbewust) die ten grondslag liggen aan sociaal gedrag. Kennedy en Adolphs gebruiken de term "sociale cognitie" hier vrij ruim, met inbegrip van elke cognitieve verwerking (bv. perceptie, redeneren, geheugen, aandacht, motivatie en besluitvorming) die ten grondslag ligt aan een sociaal vermogen of sociaal gedrag. Bij de verwerking van sociale stimuli en het genereren van sociaal gedrag zijn bepaalde verwerkingsprocessen betrokken die relatief gespecialiseerd zijn voor het sociale domein (herkennen van gezichten, nadenken over wat een ander denkt, iemand zijn naam horen roepen) en andere processen die ook meedoen, maar meer algemeen van functie zijn. (Kennedy, Adolphs, 2012, 559-572).
Een ander verwant concept is dat van “social functioning”. Het is breder dan sociaal gedrag waar het naar verwijst de lange termijn vermogen van een individu om met anderen om te gaan, bepaald door de omgeving en de specifieke situatie binnen een gemeenschap.
"Sociaal brein" - het verwijst historisch naar die hersenstructuren die sociale processen ondersteunen (Brothers, 1990, 27-51): regio's in de temporale kwab voor het verwerken van gezichten (Tsao 2008; 411-438; Kanwisher, et al, 1997, 4302-4311; Kanwisher, Yovel, 2006, 2109-2128. ), de temporopariëtale junctie en de mediale prefrontale cortex voor het representeren van andermans overtuigingen (Scholz et al, 2009, 4:e4869; Saxe, Powell, 2006, 692-699; Gallager, Frith, 2003, 77-83), en enkele nieuw toegevoegde regio's omvatten structuren gerelateerd aan sociale perceptie, sociale attributie, en andere aspecten van sociale cognitie (Adolphs, 2009, 693-716). In principe is de relatie tussen de verschillende niveaus van 'sociaal' rechtlijnig: het sociale brein implementeert sociale cognitie, die op haar beurt sociaal gedrag veroorzaakt, dat op haar beurt sociaal functioneren vormt wanneer het geïntegreerd is in tijd en context (Kennedy, Adolphs, 2012, 559-572).
Nog een ander begrip is dat van “social evaluation” – it defines a mental process that supports the preference toward prosocial partners (positivity bias) against the avoidance of antisocial individuals (negativity bias) in a cooperative context.
Sociale evaluatie kan ook worden gekarakteriseerd als "een mentaal proces waarbij een individu (1) verschillende waarden (positief, negatief) toekent aan bepaalde gedragspatronen (bv. helpen, hinderen) die worden uitgevoerd in een sociale interactie (bv. probleemoplossing), (2) dit gedrag associeert met specifieke individuen (partnerschapswaarden) en (3) verschillend gedrag vertoont (bv. vermijden of voorkeur) ten aanzien van anderen op basis van de algemene waarde die met hen is geassocieerd. Sociale evaluatie bestaat uit twee bouwstenen. Negativiteitsbias verwijst naar een afkeer van negatieve (sociale) stimuli die zich kan uiten in het vermijden van de antisociale partner (Hamlin et al, 2010; Anderson et al, 2013a;) (Abdai, Miklosi, 2016).